Op de APAN-dag van 10 november te Wilhelminaoord toonde Dick Groot Obbink een aantal artefacten van mangaanerts uit de Oude Steentijd van ons land. En omdat we de materiaalkeuze van de prehistorische mens voor het vervaardigen van deze wertktuigen nogal bijzonder vonden, hebben we Dick bereid gevonden om er een artikel over te schrijven voor apanarcheo. Dick Groot Obbink is een vaste bezoeker van de APAN-dagen en ter nadere kennismaking verstrekte hij de volgende informatie over zichzelf:
"Na de bosbouw-en cultuurtechnische schoolopleiding en een bodemkundige opleiding heb ik als veldbodemkundige op diverse projekten bij de KNHM (Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij), thans Arcadis, in geheel Nederland gewerkt. Daarna volgde een specialisatie in bodemkunde en hydrologie bij de voormalige Stiboka te Wageningen.
In dienst van voormalig Stiboka/Staring centrum, thans Alterra, werden door het gehele land bodemkundig/hydrologische projekten uitgevoerd t.b.v. land-, tuin- en bosbouw.
Hierdoor heb ik de bodem van Nederland in tal van facetten leren kennen.
Tijdens een stageperiode in 1955 op een akkerbouwbedrijf in de NOP raapte ik op een aardappelperceel nabij Ens een stuk hertengewei op dat, naar later bleek, geschacht te zijn. De conservator van het museum-Schokland, de heer G.D. van der Heide, benoemde het als een grondbewerkingsgereedschap.
Deze vondst is voor mij het startsein voor belangstelling van de onbeschreven geschiedenis geweest.
Door museumbezoek en tijdens kampeervakanties in Frankrijk, o.a. in Les Eyzies-de-Tayac, werd mijn belangstelling omgezet in fascinatie voor in prehistorische tijden vervaardigde stenen voorwerpen.
Aangezien bodemkundig werk een nauwe relatie met het vakgebied geologie heeft, groeide in de loop der jaren mijn belangstelling voor gesteenten. Dit leidde tot steenvondsten van geologische aard en soms tot vuurstenen voorwerpen, die van paleolitische ouderdom konden zijn.
Begin 80-iger jaren maakte ik kennis met de heer A.M. Wouters, die destijds in Lent woonde. Zijn grote deskundigheid en enthousiasme zette mij op een spoor, waardoor ik geheel anders naar bewerkte stenen uit het Paleolithicum ben gaan kijken.
Mijn nieuwsgierigheid naar en verwondering over de redzaamheid van de Oude Steentijd-mens in het bijzonder, doet mij tot op de huidige dag naar zijn 'tekens' zoeken."
Bovenste rij: van links naar rechts: 2 beitels; 1 steker.
Vinddatum: november 2000; Uit zware smeltwaterklei afkomstig van zandwinning “De Domelaar” te Markelo.
Ouderdom: Voor zover uit geologisch onderzoek bekend is en uit de aard en samenstelling van het bodemmateriaal blijkt, is een geologische datering hiervan in een minder koude fase van het Elsterien of in het warmere Vroeg-Holsteinien mogelijk ( ca. 450.000 - 370.000 jaar voor heden ). Gezien het bodemmateriaal waarin de mangaanertsartefacten werden aangetroffen, kunnen deze minstens van dezelfde ouderdom zijn.
Onderste rij: van links naar rechts; pebble-tool ( hemilith ); trekker/rugmes.
Vinddatum: september 2001; afkomstig van de stuwwal Herikerberg te Markelo.
Ouderdom: Door een ingraving t.b.v. de aanleg van een motorcircuit dagzomen plaatselijk klei-en zandlagen van de Formatie van Urk. Deze dateren uit het Holsteinien ( 425.000-370.000 jaar voor heden ). Ook de hierin gevonden mangaanertsartefacten kunnen van minstens dezelfde ouderdom zijn.
Bovenste rij: van links naar rechts; pebble-tool; schrabber. Onderste rij: links; trekker (radtrekker ). Vinddatum: periode 1995-2000;
Ouderdom: Op het terrein van een grindwinning te Lathum aan de Gelderse IJssel werden door mij op een klei-en grindstort door ijzerafzetting verkitte grindhoudende zandbrokken aangetroffen. Hierin kwamen o.a. zandsteen, porfieren, bruine vuursteen en lydietsteen voor.
In deze grindhoudende zandbrokken was een 20-30 cm. dikke, koffiebruine podzolering ontstaan. In enkele van deze brokken werd een drietal artefacten van hardmangaanerts gevonden.
Aangezien dit grindrijke Rijn/Maasmateriaal op een diepte van 15-18 meter beneden maaiveld ( plaatselijk peil ) was opgezogen kan dit materiaal tot de vroegste fase van de Formatie van Urk en/of Formatie van Veghel worden gerekend. Een geologische datering in een interglaciale periode van het Laat-Cromerien of in het Vroeg-Holsteinien zou mogelijk zijn. ( ca. 475.000-370.000 jaar voor heden ).
Het betreffende artefact in dit materiaal kan dan minstens van dezelfde ouderdom zijn.
Onderste rij: rechts; Schaaf. Vinddatum: november 2001
Ouderdom: Uit zware smeltwaterklei afkomstig van zandwinning “De Domelaar' te Markelo. Voor zover uit geologisch onderzoek bekend is en uit de aard en samenstelling van het bodemmateriaal blijkt, is een geologische datering hiervan in een minder koude fase van het Elsterien of in het warmere Vroeg-Holsteinien mogelijk ( ca. 450.000 - 370.000 jaar voor heden ). Gezien het bodemmateriaal waarin de mangaanertsartefacten werden aangetroffen, kunnen deze minstens van dezelfde ouderdom zijn.
HARD MANGAANERTS-ARTEFACTEN UIT MIDDEN-OVERIJSSEL EN IN DE IJSSELSTREEK |
Homo heidelbergensis (Latijn voor "Heidelberg mens") leefde van 800.000 tot 150.000 jaar geleden en was dus een tijdgenoot van Homo erectus. Hij was de directe voorloper van de Neandertaler. Hij leefde in Afrika, Europa en Azie. Mogelijk evolueerde hij in Afrika tot Homo sapiens en zou dan aan ons verwant zijn. Bekende vindplaatsen in Europa zijn: Petralona; de Arago-grot bij Tautavel; in de Sierra de Atapuerca o.a. Gran Dolina en Sima de los Huesos; Boxgrove; Swanscombe; Ceprano; Vertezollos; Bilzingsleben; Steinheim en Mauer bij Heidelberg. In ons land o.a. Jabeek, Banholt en Nagelbeek-Brull.
De vindplaats waar deze mensachtige naar genoemd is Maur, nabij Heidelberg (1908), is voor ons interessant, want het ligt niet ver buiten het vondstgebied van Markelo en Lathum. De ouderdom van het daar gevonden fossiel is echter niet bekend. Deze beroemde eerste Heidelbergmens kan derhalve best tussen 450.000 en 370.000 jaar geleden daar rondgelopen hebben. Mogelijk was hij dan de maker van de fraaie hard mangaanerts- artefacten uit de collectie van Dick Groot Obbink. Afbeeldingen en tekstinspiratie van Wikipedia e.a. (K.G.).
Westelijk van het Oostnederlandse plateau werd gedurende het Midden-Pleistoceen vanuit het zuiden door de Rijn zowel grof-en fijnzandig als kleiig materiaal afgezet. Deze overwegend bruingekleurde rivierafzettingen zijn sterk ijzerhoudend en worden tot de Formatie van Urk gerekend. De geelgrijze tot oranjebruine kleiafzetting die er in voorkomt wordt evenals de grof-en fijnzandige afzettingen tot het geologische tijdvak Holsteinien ingedeeld.
Tijdens de koude perioden van het Saalien breidde het Scandinavische landijs zich sterk uit en bedekte ook een deel van Nederland. De komst van het landijs ging samen met een tot grote diepte bevroren bodem. De bevroren bodemlagen werden op een aantal plaatsen door het gletscherijs opzij gedrukt waardoor stuwwallen ontstonden.
In het stuwwalgebied bij Markelo, o.a. op de Herikerberg kan men plaatselijk oranjebruine lichte klei en zandafzettingen van de Formatie van Urk dicht aan de oppervlakte vinden.
Onder de ijskap van de gletschertongen werd grondmorenemateriaal, o.a. keileem afgezet. Keileem is van zeer uiteenlopende samenstelling; diverse gesteenten van allerlei afmetingen, grind, zand en klei nam het ijs op zijn weg mee.
Wegens het persen en stuwen door de gletscherijsmassa werden ook uit vroegere geologische perioden daterende klei- en zandafzettingen zoals glauconiethoudende groene zanden en zeer humeuze zeer zware klei uit noord- en noordoostelijk Europese gebieden opgenomen in de grondmorene. Genoemde afzettingen zijn in het stuwwalgebied van midden-Overijssel aangetroffen.
Tijdens het afsmeltingsproces van de ijskap werd een door de ijsmassa ontstane brede geul in de eertijds gesedimenteerde Rijn-afzettingen (behorend tot de Formatie van Urk ), door vrijkomend smeltwatermateriaal weer opgevuld.
Het smeltwater- en grondmorene- materiaal bestaat o.a. uit geelgrijze keileem met 8 -14% lutum; tertiaire bruine zware klei met 45-50% lutum en bruine, fluviatiele grindhoudende zanden met een uitgebreide texturele samenstelling.
De smeltwaterklei bestaat vrijwel geheel uit donkerbruine, zeer humeuze tot venige zeer zware klei en lijkt sterk op z.g. potklei. Dit door het landijs meegenomen en door ijsafsmelting vrijgekomen sediment wordt tot de Formatie van Peelo gerekend en in een overgangsfase van de geologische tijdvakken Elsterien en Holsteinien geplaatst.
Tesamen met voornoemde kleiafzettingen komen pleksgewijs glauconiethoudende groene fijnzandige lagen voor. Deze groene zanden worden tot een fase van het geologisch tijdvak Cromerien gerekend. Op het klei- en steenstort van het zandwinningsterrein ”De Domelaar” ten noordwesten van Markelo in Overijssel werden vanaf een diepte van 18-20 meter beneden maaiveld voornoemde afzettingen door de zandzuiginstallatie achtergelaten en door mij in “stukken en brokken “ aangetroffen.
Op het stort werden in de kleibrokken o.a. graniet-en porfiersoorten, calcieten en kwartsieten, zwartbruine en grijszwarte vuursteen en bryozoënvuursteen gevonden. Ook kwamen er stukken verijzerd hout van tertiaire ouderdom voor.
Van voornoemde “grondstoffen” werd een aantal artefacten in de keileem en in de zware smeltwaterklei gevonden.
Daarnaast werden in de zware smeltwaterklei artefacten aangetroffen die waren gemaakt van bruinzwart hardmangaanerts en van bruin ijzersteen.
Literatuur:
Doppert, J.W.C. G.H.J. Ruegge, C.J. van Staalduinen, W.H. Zagwijn en J.G. Zandstra. 1975, Formaties van het Kwartair en Boven-Tertiair in Nederland. In: Toelichting bij geologische overzichtskaarten van Nederland, schaal 1:600000. Rijks Geologische Dienst , Haarlem.
Hamilton, W.R. A.R. Woolley, A.C. Bishop. 1994, Tirion stenengids. Stenen, mineralen en fossielen. B.V. Uitgeversmij. Tirion, Baarn.
Lijn van der P.,1986, Het Keienboek; B.V. W.J. Thieme&Cie, Zutphen.
Zagwijn, W.H., D.J. Beets , M. van den Berg, M.H. van Montfrans, P. van Rooijen. 1985, Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland. Geologie, deel 13 Staatsuitgeverij.
Vierakker, november ’07
Dick Groot Obbink