Omdat de EXTERN 10 al gedrukt was toen het boek van prof. Waterbolk verscheen konden we er geen APAN-standpunt en reële boekbespreking meer in opnemen.
Rechts ziet u de twee inlegvellen die we hebben bijgevoegd, met daarop het APAN-standpunt verwoord door de voorzitter van de APAN, Anton van der Lee en de satirische 'boekbespreking' van APAN-lid Jan Willem van der Drift. De enige kritische serieuze bespreking van het Waterbolkboek 'Scherpe stenen op mijn pad' werd geschreven door Anton van der Lee. Die boekbespreking kunt u als een pdf downloaden op ondertstaande link en daarna uitprinten.
De zwanenzang van professor H.T. Waterbolk: een compositie in dissonanten.
’s-Hertogenbosch, 10 december 2003
Beste APAN-vrienden,
Bij de meesten van jullie zal het bericht wel zijn doorgedrongen, dat deze maand door H.T. Waterbolk het boek “Scherpe stenen op mijn pad. Deining rond het onderzoek van de steentijd in Nederland” is gepubliceerd. Hierin presenteert de emeritus hoogleraar van de Groningse universiteit zijn zienswijze op de zaak Vermaning in de vorm van een hypothese, die in grote lijnen als volgt kan worden samengevat:
De vondsten van Vermaning zijn vervalsingen. Dit wordt door niemand meer tegengesproken, behalve door een aantal volgelingen van Wouters, verenigd in de APAN.
De vervalsingzaak moet worden gezien als een omvangrijk complot, een samenwerkingsverband van diverse betrokkenen.
A. De bedenker van het geheel is wijlen dr. A. Bohmers.
B. De maker van de vervalsingen heet Ad Wouters.
C. Vermaning is degene die de vervalsingen in de grond heeft gestopt om ze later met veel bravoure weer te voorschijn te (laten) halen.
D. Een aantal met name genoemde amateurs, b.v. Ewold Horn, kunnen bij dit complot betrokken zijn geweest.
E. Volgens de auteur is dr. Stapert het met deze zienswijze niet volledig eens: hij vult de poppetjes in dit spel op een wat andere wijze in.
Met het uitgeven van dit boek wordt niet alleen de hele zaak, die aan de archeologiebeoefening in Nederland al zoveel afbreuk heeft gedaan, weer opnieuw opgerakeld, maar bovendien wordt de nagedachtenis aan drie overleden archeologen ook nog eens ernstig geschaad, terwijl die zich daartegen niet meer kunnen verweren.
Dit boek had nooit mogen verschijnen. Het getuigt ook van minachting voor de Nederlandse wetgeving. Immers, Tjerk Vermaning is op 21 december 1978 onherroepelijk vrijgesproken van alles wat hem ten laste was gelegd – dus ook van het verstrekken van onjuiste informatie over vindplaatsen – en wie hem daarna dan nog publiek van malversaties beschuldigt maakt zich schuldig aan smaad. Maar kennelijk waren de frustraties van de auteur te sterk om de wet te eerbiedigen; hij heeft ze naar zijn zeggen “van zich af geschreven”.
Of gedupeerden een aanklacht zullen indienen is mij niet bekend; de APAN als zodanig overweegt dat niet. Wel protesteren wij nadrukkelijk tegen de rancuneuze wijze waarop de goede naam van mensen uit onze gelederen – waaronder overledenen - door het slijk wordt gehaald.
Voor degenen die zoals ik met goede redenen overtuigd zijn van de echtheid van Hoogersmilde, Hijken, Eemster, Ravenswoud, de Leemdijkbijl en de Blauwmeerbijl is de als “wetenschappelijke studie” gepresenteerde complothypothese van Waterbolk onwezenlijk en bizar. En ondanks het feit dat hij zegt mij niet te begrijpen en hoopt op mijn “bekering” zal een reactie mijnerzijds, in overleg met het bestuur, niet achterwege kunnen blijven. Het treft ongelukkig dat het boek slechts anderhalve week vóór het verschijnen van onze APAN/EXTERN 10 het licht heeft gezien. Het duurt dus nog een tijd voordat ik in ons orgaan inhoudelijk commentaar kan geven. Daarbij is het niet de bedoeling, alle eerder door Ad Wouters, Govert van Noort en anderen naar voren gebrachte argumenten voor de echtheid te herhalen. Mijn bijdrage zal eerder zijn, de fouten in de voorstelling van de gang van zaken aan de kaak te stellen, dus historiserend, om geschiedvervalsing en legendevorming te voorkomen. Voor het overige prefereer ik rond de zaak Vermaning de ”stille diplomatie”.
Gevoelig liggende kwesties los je daarmee het snelste op.
Met vriendelijke groet,
Anton van der Lee,
Voorzitter APAN
Scherpe stenen op mijn pad. Deining rond het onderzoek van de steentijd in Nederland, door H.T. Waterbolk. ISBN 90-806727-5-0. Groningen, 2003.
“Scherpe stenen op mijn pad” gaat over de carrière van Waterbolk, met als hoofdthema zijn volharding in de beschuldiging van Vermaning. Wie dit boek leest in de hoop er archeologische kennis of bewijzen in aan te treffen, zal teleurgesteld zijn: die ontbreken namelijk totaal. Psychologisch is het boek echter fascinerend. Waterbolk schildert namelijk hoe hij collega archeologen ziet; onder zowel amateurs als beroeps zit volgens hem veel tuig, het is een smerig volkje, vol hebzucht, geldingsdrang en bedrog. Om deze mening te onderstrepen bedenkt Waterbolk op geraffineerde wijze complotten, suggereert dat deze en gene in staat waren te vervalsen en er zus en zo toe gedreven zouden kunnen zijn. Hij citeert hoe de een de ander belastert en dikt het zelf nog wat aan. Maar gelukkig, temidden van dat lage volk weten de professor en zijn trouwe assistent Stapert heldhaftig hun onbevlekte blazoen te bewaren; zij zijn de helden van dit verhaal.
Wat leert ons dat? Het zaadje waar het drama van de beschuldiging van Vermaning uit voortkwam was vooral de achterdocht en onkunde van Stapert. En toen dit zaadje eenmaal groeide heeft Waterbolk het gekoesterd door koste wat kost zijn gelijk te willen halen. Precies daarom heeft dit drama zich zo ontwikkeld, met onder meer de trieste dood van Vermaning als gevolg. Waterbolk is in 1975 een oorlog begonnen! Ondanks dat hij diep van binnen wist dat de stenen echt waren; hij riep bij het écaillement op een vuistbijl van Hoogersmilde tijdens het hoger beroep in Leeuwarden niet voor niets: ”Het was de mooiste die we hadden”. Hij is in de loopgraven gekropen en sindsdien wil hij alleen nog winnen. Daarom kijkt hij niet verder dan de aarden wal voor zijn neus. Ook al wist hij heel goed dat Beersma en Wouters voor de rechtbank aantoonden dat de aanklacht vals en de stenen echt waren.
Waterbolk kan zelfs vandaag de dag zijn oorlog niet loslaten. Ook al weet hij nu heel goed dat er vergelijkbare vondsten in het buitenland bestaan en bij andere amateurs. Ook al kent hij de bewijzen van echtheid door de “acetaatpeelmethode” en nieuwe geologische inzichten. Waterbolk kan daar niets mee, want zolang hij in de loopgraven zit, moet hij die feiten als vijandige propaganda beschouwen. De waarheid en de feiten zijn aldus voor hem de echte vijanden geworden en die vijanden zijn nooit te overwinnen. Dat vreet aan hem, maar hij beseft niet waar hij tegen vecht. Alhoewel de meeste verdedigers van Vermaning inmiddels al dood zijn, meent Waterbolk nog altijd dat die mensen de vijand zijn. Een hersenschim, daartegen heeft hij al in 1978 zijn laatste buskruit verschoten, bij het hoger beroep van Vermaning. Wat rest hem nu nog, met slechts de waarheid als vijand en zonder munitie? Strijdlustig gooit hij daarom in dit boek met stinkende modder naar de overledenen.
Opmerking van het APANbestuur: Volgens de literatuurlijst
in het boek heeft Professor Waterbolk alle APAN/EXTERNEN, verschillende
vroege nummers van ARCHEOLOGIE en de oude reeks ARCHAEOLOGISCHE BERICHTEN
gelezen. Hij kent daarom onze visies, onderzoeken en vondstmeldingen.
De enige kritische serieuze bespreking van het Waterbolkboek 'Scherpe stenen op mijn pad' werd geschreven door Anton van der Lee. Die boekbespreking kunt u als een pdf downloaden op ondertstaande link en daarna uitprinten.
De zwanenzang van professor H.T. Waterbolk: een compositie in dissonanten.