Home Film Vondsten Actueel Eemster Vermaning APAN/EXTERN Contact Links
terug naar het begin van de pagina
OVER DRUPPELVORMIG GESLEPEN GROENE RITUELE BIJLEN; EXTREME POOLLICHTEN; GLOBALE PELGRIMAGES EN DE ZOEKTOCHT NAAR 'HET ULTIEME GROEN'
EEN NIEUWE VISIE OP HET NEOLITHICUM VANAF 5000 BC, TEVENS ENKELE GEDACHTEN OVER DE DAGERAAD VAN DE OPVOLGENDE GROTE BESCHAVING - DE BRONSTIJD
'HET GROENEN' VAN DE WERELD
De inkomende zonnewind bestaat uit elektrisch geladen deeltjes. Deze deeltjes komen met een snelheid van meer dan 700 km per seconde het aard-magnetisch veld binnen. Ze stromen bij de polen de atmosfeer van de aarde binnen en komen daar in aanraking met het elktrische veld van de Aarde. Plasma is bij uistek de geleider van elektriciteit en bij het binnendringen van de zonnedeeltjes in de aardatmosfeer ontstaat het noorder en zuiderlicht. De kleur ervan is tot op een hoogte van 250 km overwegend jade-groen.

Bij een normale zonnewind komen de lichten niet hoger, maar bij een extreme zonnewind zou de plasmagloed de aardmagnetische velden volgen, die van pool tot pool lopen en normaal onzichtbaar zijn, en ze zichtbaar maken. Er zou een enorme spinachtige puserende figuur ontstaan die overal vanaf de Aarde zichtbaar zou zijn.
Links: Een schematische voorstelling van het aardmagnetisch veld, de magnetosfeer. De krachtlijnen lopen van pool naar pool, precies gelijk als bij een normale magneet. En wie daarmee wel eens een proef heeft gedaan met ijzervijlsel heeft het principe van de magneet aan het werk gezien. Dit principe werkt bij alle magnetisch geladen objecten, dus ook bij alle electrisch geladen hemellichamen en dat zijn ze allemaal zonder uitzondering. In feite leven we in een electrisch heelal. In het plasma van poollichten wordt die kosmische elektriciteit zichtbaar in bewegende kleuren, volgens een wetmatigheid.

Rechts: De Nederlandse mythologie-onderzoeker Rens van der Sluijs bij een rotsgravure in Peru-Nazca. Het figuurtje komt sterk overeen met het geschetste beeld van de werking tussen zon en aarde. Van der Sluijs is een belangrijke medewerker van de plasma fysicus dr. Anthony Peratt. Peratt is de ontdekker van de overeenkomst tussen prehistorische rotskunst afbeeldigen en plasmavoorkomens in het heelal en in het laboratorium. De overeenkomsten zijn zo verbluffend, dat hij er voor 100 procent van overtuigd is dat de mens van die tijd getuige geweest is van een ongewoon heftige zonneactiviteit, gedurende een periode van enkele duizenden jaren. Dit deed de aurora's aan de polen van de Aarde enorm in omvang en hoogte toenemen, vooral die aan de Zuidpool, de aurora australis. Deze was overal op aarde zichtbaar. De hemel werd van pool tot pool GROEN. Overal danste het licht van de aurora's, dag en nacht. Peratt et al stellen dat er in zich die tijden grote beroeringen in ons zonnestelsel voordeden.

De enorm gerezen aurora's, waarvan die aan de Zuidpool nu omschreven wordt als 'plasmakolom', waren er het gevolg van. Hoe deze er fysiek uitzag weten we van oude overgeleverde opgetekende mythen uit teksten van vele volkeren rondom de Middellandse Zee. In deze verhandeling wordt er summier aan gerefereerd, er dieper op ingaan paste echter niet binnen de context van het geheel, hoewel ze er wel mede de oorzaak van is geweest. In toekomstige bijdragen zal ik er nader aandacht aan besteden. Onderaan dit artikel staat een rijtje links naar websites die ik regelmatig bezoek en waar ik veel informatie heb gevonden, waardoor ik de visie die ik hier uiteen ga zetten heb kunnen ontwikkelen. Deze visie zou echter niet ontstaan zijn zonder archeologische kennis van de Steentijd en kennis van de kunstgeschiedenis. Als multdisciplinair kunstenaar (afgestudeerd aan de Academie Minerva Groningen) en amateur-archeoloog was ik in staat om onderstaande visie te ontwikkelen.

ARCHEOLOGIE, KUNST, MYTHOLOGIE EN PLASMAONDERZOEK

Dit artikel kan beschouwd worden als een open bijdrage aan het internationale symposium over de verspreiding van Alpen-jadeietbijlen in W-Europa vanaf 5000 BC. Het wordt gehouden van 24 - 26 september in Besançon - Frankrijk (zie poster rechtsboven). Het thema van het symposium is: "JADE, aspects of social inequality in neolithic Europe; the circulation of large axeheads made from Alpine jades'.
Schotland
Bolivia
Peru Cuzco
Amerika Indiana
Jadeietbijlen van het depot van Bénon in Frankrijk. De bijlen waren niet voor dagelijks gebruik. Waren ze een teken van rijkdom, van sociale ongelijkheid, of van ritueel bezit? We zullen het nooit helemaal te weten komen, maar de verspreiding van de jadeietbijlen over West-Europa laat zien dat er veel belangstelling voor was. Er werd geen moeite gespaard om aan het materiaal te komen. Eenvoudig was dat niet, want de enige twee nu bekende vindplaatsen liggen hoog in de Italiaanse Alpen, op de grens met Frankrijk. Er moet veel in gehandeld zijn. Werd die handel incl. de exportroutes over heel West-Europa beheerd door plaatselijke stammen, of is er een andere reden aan te wijzen voor het voorkomen van deze fraaie bijlen over een zo groot verspreidingsgebied? Binnen deze vraagstelling is rekening gehouden met het feit dat het fenomeen niet alleen in West-Europa voorkwam, maar gelijktijdig ook wereldwijd. Het lijkt erop dat het antwoord op de vraagstelling niet alleen kan worden gegeven door de archeologie, maar dat een ander vakgebied, nl dat van het plasma-onderzoek, gekoppeld aan archeologie, kunstgeschiedenis en mythologie een minstens zo plausibel antwoord kan geven. Misschien gaan die visies zelfs zorgen voor een revolutie binnen het begrijpen van de Late Steentijdmens. Was hij op zoek naar 'het groenen van de wereld'? Alles wijst in die richting. Een nieuwe vraag is dan; waarom?
Pakistan
Alaska
Brazilië
Hawaï
Bovenstaande foto's is maar een kleine greep uit het wereldwijd voorkomen van de megalithische rotskunst. Op internet is momenteel een schier oneindige hoeveelheid van deze kunst te vinden. Maar niet alleen werd het motief op rotsen afgebeeld, ook is ze te koppelen aan monumentale bouw- constucties, ook in ons land. Zie foto's hieronder.
Goirle Nederland
Tara Ierland
Goseck Duitsland
Buinen Nederland
Klik op de foto's voor vergrotingen.
Ook deze foto's is weer een kleine greep uit het wereldwijd voorkomen van bouwwerken die naar dezelfde voorbeelden die ook voor de rotskunst hadden gediend zijn opgericht. Het 'sleutelgat' van het urnenveld van Buinen komt op vele rotsgravures voor, zie rechts van deze kolom voor een doorsnee van een aantal van de hoofd- motieven. Ze werden gedurende een paar duized jaar lang aangebracht en lopen door tot in de Bronstijd en komen dan veel voor op bv Keltische munten.
De motieven werden ook omgezet naar
rituele voorwerpen. Zie hier direct onder
Klik op de foto voor drie bijeen behorende rituele voorwerpen. De zgn 'Macehead' van Knowth in Ierland, uit de vallei van de Boyne rivier, is een van de meest bizarre rituele voorwerpen uit de megalithentijd. Het werd samen met een soort gedraaide staf aangetroffen in de binnenste kamer van het bouwwerk. In die kamer was ook een grote uit steen gehouwen kom geplaatst. Die is er nu nog aanwezig. Mogelijk behoren de drie voorwerpen bijelkaar en speelden ze een rol in hetzelfde ritueel.

Klik op de foto van Knowth voor een vergroting. Ierland en dan met name de vallei van de Boyne rivier is uitzonderlijk rijk aan enorme megalithische bouwwerklen. Knowth, Tara en de grootste en beroemdste,New Grange, behoren naast Stonehenge tot de hoogtepunten uit de periode. Al deze bouw-werken zijn gericht op de zonnewendes. Wijst dit op een soort verering van de regelmaat van het terugkeren van deze natuurfenomenen. En was er een noodzaak om dat te doen? Er zijn aanwijzingen voor dat de Aarde in die tijden roerige periden meemaakte en dat er mogelijk aardasverschui-vingen waren opgtreden. Moeten we deze bouwwerken daarom mogelijk zien als rituele
'ijkmachines' om de aarde mee in balans te houden? Het bekende monument Gavrinis in Bretagne lijkt eveneens een dergelijke 'machine'. Opmerkelijk is dat in meerdere van deze constructies enorme stenen van oudere bouwwerken zijn opgenomen, o.a. de 'kerbstones' van New Grange, Knoth en Tara.
Ze zijn overdekt met vaak fraaie betekenisvolle versieringen. Daarover in een opvolgend artikel, over de chronologie ervan, meer.

De vele steenkringen dolmens en menhirs die na 5000 BC de zoektocht naar Het Groen lijken te vergezellen, zijn buiten de beschouwing van het artikel gelaten. Vele ervan zijn in de loop der tijd gekerstend en in een aantal gevallen zichtaar in oude kerkgebouwen opgenomen. Een deel ervan is mogelijk in de toekomst aan te wijzen als cultusplaatsen behorende bij de beweging. Ik heb er inmiddels veel info over verzameld. (K.G.)

Gelijke rotskunst wereldwijd.
Klik op de foto's voor vergrotingen
Twee stokmannen. De linker komt van de Masquesas-eilanden en is prehistorisch, 5000 BC. De rechter is een moderne en siert een masker van de Dogon uit Mali-Afrika. Het is een ritueel dans masker. De Dogon wonen in een geïsoleerd gebied van Afrika. Dat is mogelijk de belangrijkste reden dat dit symbool daar 'levend' is gebleven. De herinnering aan de herkomst en kennis van de oorspronkelijke betekenis is inmiddels verdwenen.
Klik op de linker foto voor meer info over de 'stokman'. Voor een extra vergroting nogmaals op de afbeelding klikken.
Haps Nederland

Grafheuvel met paalkransen en toegangsweg op het
Noordse Veld bij Zeyen in Drenthe. Het plan is te vergelijken met de bovenste vier rotskunstmotieven van de afbeelding erboven. Dit motief is een van de meest voorkomende in West-Europa.

Vanaf het begin van de opgraving was het de onderzoekers o.l.v. prof. dr. Van Giffen, opgevallen dat het plan van deze grafheuvel sterke overeenkomsten vertoonde met de hengemonumenten uit Engeland. Men vergeleek het met het plan van Stonehenge.

DE PREHISTO-MAN, DE STOKMAN OVERAL
Was het toeval dat overal op Aarde een nieuwe rotskunst opdook, met het meest in het oogspringende figuurtje van de 'prehisto-man', dat 'stokman' genoemd wordt, in het Engels 'squatterman'. Dit tijdperk wordt ook wel omschreven als de Megalithen-periode. De mens werd van jager en jager/voedsel-verzamelaar, de bouwer van grote stenen constructies. Vele daarvan zijn tot in onze tijd bewaard gebleven. De bijbehorende kunst die in deze periode gemaakt werd is vnl terug te vinden in de buitenlucht, op liggende en staande rotsen en is zowel te vinden op zeeniveau als hoog in de bergen. De motieven die werden afgebeeld lijken aan te geven dat er een complete revolutie in de denkwereld van de toenmalige mens was opgetreden.

Van realistische dierafbeeldingen, zoals bekend zijn uit het Jong Paleolithicum uit de grotten van bv Alta Mira in Noord Spanje en Lascaux in West Frankrijk, was plotseling geen sprake meer. De kunst lijkt abstract geworden en bestaat vnl. nog uit symbolen zoals stippen, kommen, kringen, spiralen, spaakwielen, kruisvormen, zonnetekens die soms lijken op menselijke gezichten omgeven met stralenkransen, ladders, zigzag- en golvende lijnen, hoefijzervormen, met daartussen een universeel voorkomende vreemde mensachtige. Hij heeft omhoog geheven armen en wijduitstaande benen met vaak ook nog twee stippen aan beide zijden van de romp. Het figuurtje wordt wel 'hagedisman' of 'squatterman' genoemd.


Het merkwaardige ervan is dat deze gebundelde symboliek over de hele wereld gelijktijdig was en dat dezelfde vormen het hoofdmotief van de gemaakte kunst werd. Dankzij het internet wordt de omvang ervan steeds duidelijker. Was deze kunst voortgekomen uit een algemeen overal tegelijk opgetreden soort hersenontwikkeling die het mogelijk maakte om de volgende trede te nemen naar een hoger beschavingsniveau, wat door vele archeologen wordt aangenomen juist omdat ze overal aanwezig en gelijktijdig is, of lag er, net als het bij de 'dierkunst' het geval was, gewoon een natuurlijk fenomeen aan ten grondslag en moeten we de afbeeldingen zien als opgetekende verslagen ervan? Het lijkt onmogelijk om nog uit te gaan van de eerst genoemde oorzaak. De rotskunst vanaf 5000 BC lijkt een 'plasma- en kosmosgerichte kunst'. Plasma in de vorm van de poollichten is niet constant van vorm, ze veranderen voortdurend volgens nu bekende patronen, ze maken een enorme indruk op toeschouwers ervan. De kleuren kunnen variëren van rood, oranje en paars, maar de kleur is overwegend van een prachtig oplichtend groen, overeenkomend met de kleur van jade, een van de meest begeerde steensoorten op onze planeet. Vooral in China, Mexico en Midden-Amerika zijn er de prachtigste kunstvoorwerpen van gemaakt. West-Europa is wat die kunst betreft nogal achtergebleven, hoewel voorwerpen van jade, of jadeiet, hier al vanaf 5000 BC in het vroege Neolithicum vervaardigd werden. Het gaat dan vnl. om een veel voorkomend speciaal type geslepen bijl. Daarnaast zijn er nog enkele kralensnoeren bekend en een aantal grote ringen van jade.
WOLFENBÜTTEL In 2008 bezocht ik het archeologisch museum in Wolfenbüttel in Duitsland. Het was de opstelling in deze vitrine, die me deed besluiten om een onderzoek in te stellen naar het hoe en waarom van dit zo wijdverbreide type geslepen bijl in Europa, gemaakt van het Alpenjadeiet. Uitleg op de achterwand gaf info over de hooggelegen vindplaatsen en de verspreiding to 3000 km daar vandaan tot in Ierland en Denemarken. In het Drents museum ligt ook een exemplaar. Vervolgens kwam ik op het internet een aantal publicaties tegen van Anne-Marie en Pierre Petrequin, twee Franse onderzoeker die zich veel bezighielden met jadeietbijlen, o.a. in Nieuw Guinea.
Zij zijn de ontdekkers van d herkomst van het Alpenjadeiet, waarvan de vindplaatsen tot op 2400m hoogte liggen
De aurora-borealis en australis, het noorderlicht en het zuiderlicht, waren mogelijk een belangrijke inspiratiebron in het Europese Neolithicum vanaf 5000 BC, met een piek rond 3000 BC. Op andere delen van de wereld was dit mogelijk ook het geval. Het fenomeen zette zich vermoedelijk door tot in de Vroege Middeleeuwen. Men denkt dat de zonnewind in die periode veel sterker was dan tegenwoordig, met als gevolg enorm hoog oprijzende aurora’s, vooral aan de Zuidpool. Ze waren overal op Aarde zichtbaar. Op grote stenen werden vanaf die tijd vele kom- kring- wiel- spiraal- en dubbele golvende lijngraveringen aangebracht. Een deel van deze graveringen is mogelijk terug te voeren op noorderlicht bewegingen. Deze bewegingen zijn in onze tijd niet meer overal op aarde zichtbaar, om ze te zien moeten we ervoor naar de poolstreken trekken. Het is een overweldigend natuurverschijnsel. En wanneer onderzoekers als Anthony Peratt en Rens van der Sluijs gelijk hebben met hun hypothese dat er in het Neolithicum vanaf 5000 BC een sterkere zonnewind is geweest, dan was het gevolg ervan dat de aurora’s vele malen groter en hoger waren dan in onze tijd. De bewegingen waren mogelijk ook vele malen heftiger. Dat zal de mens van die tijden niet onberoerd hebben gelaten, hij zal er in z’n kunst zeker gewag van hebben gemaakt. En zoals gewoonlijk bij de primitieve mens, zal dat gedaan zijn in de vorm van 'homeopathische magie', m.a.w. ‘What you see is what you get’.
Er zijn nu vijf basistypen aurora-vormverschijnselen.
1: Bogen, simpele licht gekromde banden, 2: Banden, vaak gevouwen of geknikt, 3: Vlekken, kleine geïsoleerde opgloeiende stukken, 4 Gordijnen, geheel opgloeiend en uitstrekkend over de gehele
horizon, 5: Stralen, pijlers van licht, ze volgen het magnetisch veld van de aarde en staan verticaal omhoog, 6 Stippen. All deze aurora-vormen lijken vertegenwoordigd in graveringen op steen.
Gavrinis - Morbihan - Bretagne. Tweemaal dezelfde steen. Rechts zoals hij in het monument is geplaats. Links, een slag gedraaid. Mogelijk was dit de oorspronkelijke stand van de steen. In deze stand blijken de bijlvormen druppelvormig naar beneden gericht te zijn. Ze komen nagenoeg overeen met het vanaf 5000 BC wereldwijd voorkomende bijltype dat vrijwel uitsluitend van groene steensoorten werd gemaakt, bv van het Alpenjadeiet, zoals de bijl van Halberstadt (foto). Er zijn sterke aanwijzingen voor dat de gegraveerde stenen van Gavrinis uit een oudere tijd stammen dan het nu bekende bouwwerk. De stenen hebben mogelijk eerder in een openlucht situatie dienst gedaan. Er kan daarom niet met zekerheid vanuit worden gegaan dat de huidige stand van de stenen de oorspronkelijke is geweest.
Gavrinis - Morbiham - Bretagne.
Op de stenen zijn spiralen, bogen, slingers en 'bijlen' gegrafeerd.
Gavrinis - Morbihan - Bretagne. De uitvergroting is weer gedraaid. Dat het om een vorm van het poollicht gaat kan niet met stelligheid bewezen worden, maar het is wel zeker dat het poollicht in een dergelijk vorm in historische tijd gezien is. De afbeelding rechts werd in Gdansk vervaardigd op 17 maart 1716. Het Noordelicht was op die dag tot ver in Polen zichtbaar.
Het monument van Gavrinis ligt op een klein eilandje voor de kust van Morbihan in Bretgne - Frankrijk. De gang is gericht op de ondergaande winterzon op 21 juni. In de gang naar de binnenkamer zijn 27 stenen aanwezig met 'plasma-motieven'. Dezelfde motieven zijn ook op een groot aantal 'hergebruikte' stenen aanwezig in meerdere megalithische bouwwerken in Ierland, zoals New Grange, Knowth en Tara. Dat ik heb gekozen om Gavrinis als voorbeeld te nemen, is omdat ik dat zelf bezocht heb.
zelfde foto een slag gedraaid
een slag gedraaid
Begude de Mazenc - Frankrijk
Bernon - Frankrijk
Denemarken Foto: G.J. van Noort
1
2
3
4
6
7
1: Wiltshire Engeland, 2: Denemarken, 3: Pittsburg Amerika, 4: Brenouille Frankrijk, 5 en 6: Olmec Mexico, 7 en 8: Maori Nieuw Zeeland
8
9
10
11
12
13
9: Essex Shoeburry - 10: Brimble Pit Engeland, 11: Jersey - Kanaaleiland Engeland, 12: Aberdeenshire Schotland, 13: Costa Rica. 14: China, 15: Antigua
Het Neolithicum is het tijdperk van de geslepen stenen bijlen, dus is het misschien niets bijzonders dat er bijlen op de grote stenen van Gavrinis zijn afgebeeld. Dit zou dan betekenen dat men in die tijd de bijl als voorwerp op zich zou hebben vereerd. Dit lijkt onverklaarbaar, want een bijl was in die tijd niks bijzonders, ook niet omdat hij nu geslepen zou zijn. Bijlen zijn het normaalste werktuigtype doorheen de hele steentijd, vanaf het allereerste begin. Om op Aarde te kunnen overleven heeft de Mens er gewoon eentje nodig. Er worden dan ook ontelbare bijlen terug gevonden, van vuistbijl tot geslepen bijl. Van hakbijl tot disselbijl, voor hout- ivoor- en geweibewerking en andere types voor de slacht van grote dieren. Opvallend is echter dat in de aardlagen van omstreeks 5000 BC een bepaald type geslepen bijl begint voor te komen. De 'hache goutte d'eau', 'the waterdrop shaped axe', de druppelvormbijl. Dit bijltype en de eerder genoemde graveringen komen op vele plaatsen op de wereld voor. Meestal worden op deze bijlen geen gebruikssporen aangetroffen, wat wijst op een rituele functie ervan. Voor dit type bijl koos men vnl. groene steensoorten, bv jadeiet. De enige tot nu toe bekende vindplaatsen van deze steensoort in West Europa liggen hoog in de Italiaanse Alpen. Dit groene jadeiet werd vanaf 5000 BC over grote delen van West-Europa getransporteerd. Gezien het feit dat er nogal wat moeite voor gedaan moest worden om bij dit materiaal te komen en om het te delven en te bewerken, het is even hard als vuursteen, moet er overal een sterke behoefte zijn geweest om van dit materiaal bijlen te willen hebben. Aan de vorm van dit bijltype lijkt mogelijk een specifieke aurora-vorm als voorbeeld gediend te hebben en de kleurkeuze lijkt geïnspireerd te zijn door de prachtige groene kleuren van de aurora’s. Dezelfde kleur als van groene jade. In bijna alle landen wereldwijd lijken groenachtige steensoorten voor rituele bijlen vanaf die tijd ook een voorkeur te genieten, bv in Mexico, Nieuw Guinea en Nieuw Zeeland. Het echte groene jade werd vanaf die tijd een exclusief gebruiksmateriaal, zowel in China als in Mexico.
De Bronstijd die het Neolithicum opvolgt lijkt eveneens doordrongen van spiralende en meanderende kunstuitingen en de groene kleur in gedachten nemend, dan is de ontdekking van brons misschien niet helemaal toevallig geweest, want mooiere kleuren groen dan van kopererts, nodig voor bronsmaken, en het groen van het patina van brons zijn bijna niet te vinden. Leidde de meer dan drie duizend jaren durende zoektocht uiteindelijk naar 'het ultieme groen' van het kopererts en als logisch gevolg daarvan naar de ontdekking van het vervaardigen van koper? Daarna was het nog maar een kleine stap naar de ontwikkeling van brons?
5
14
KOPERTIJD EN BRONSTIJD; HET GEVOLG VAN DE ZOEKTOCHT NAAR HET GROEN
De koperen bijl links, is gevonden in Canada. De vorm ervan is nagenoeg gelijk aan die van de stenen voorgangers. Het lijkt er daarom op dat de traditie van het maken van dit type bijl overging van steen naar koper. Met de toepassing van koper kondigde zich een nieuw tijdperk aan, dat van de Bronstijd. Dat tijdperk was de nieuwe drager van de erfenis van de aurora-verering. Het zou tevens de eerste cultuurfase worden waarin de goden alom vertegenwoordigd waren. Die goden beleefden angstwekkende avonturen, bovendien waren ze voortdurend in strijd met elkaar. Zo heftig dat ze soms de hemel bewogen en de aarde deden beven. De verhalen daarover zitten boordevol symboliek. Met de ontrafeling daarvan is men momenteel binnen het plasma - 'electric universe model' al een eind op weg. Het is minder magisch en geheimzinnig dan altijd gedacht. Datzelfde geldt voor de rotskunst in het hier besproken artikel.
Bronzen bijl uit Irak met kom en ringteken. Het groen van de patina komt sterk overeen met die van kopererts en jadeiet. Dat dit niet toevallig is komt mogelijk door de lange zoektocht naar 'het ultieme groen'. Het groen van de aurora, De kom en ringtekens bleven ook in de Bronstijd een van de hoofdmotieven binnen de kunst. Een nieuw motief werd het paard tussen de sterren.
DE OUDSTE PELGRIMAGES VAN DE MENSHEID
JADE, het affiche voor het internationale congres dat van 24 - 26 september in de Alpenstad Besançon in Frankrijk gehouden wordt. Het gaat over de verspreiding van de bijlen gemaakt van het Alpenjadeiet. Deze bijlen zouden vanaf 5000 BC gezorgd hebben voor sociale ongelijkheid. Klik op de foto voor meer info over het symposium.

In nevenstaand artikel wordt niet van de waarde van het jadeiet uitgegaan, maar van de eigenschap.
Er wordt een reden opgevoerd waardoor het mogelijk kon gebeuren dat 'het willen hebben' van dit type bijl vanaf 5000 BC op zo grote schaal, in geheel West-Europa, het leven
van de prehistorische mens ging beheersen.
Tevens wordt er ingegaan op de nasleep ervan tot in de Vroege Middeleeuwen.
HET GROEN, ZELFS IN DE STEENKRING VAN STONEHENGE
Het oudste deel van Stonehenge bestaat uit het 'hoefijzer'. Het vormt het binnenste van het monument. Het hoefijzer is opgericht rond 3000 BC en het bestaat uit bluestones van doloriet. Deze steensoort zou over grote afstand zijn aangevoerd. Op meer dan 300km vanuit de Presely mountains. Doloriet is echter geen blauwe steen, maar een groene. Een betere benaming was dan ook geweest 'greenstones'. Er zijn onderzoekers die denken dat de 'greenstones' ooit gepolijst zijn geweest en die er zeker van zijn dat ze in de directe omgeving van Stonehenge werden verzameld.
Ze zouden daar naartoe meegnomen zijn door het kruiende ijs van de gletsjers tijdens de ijstijd. Een mythe doorgeprikt.
Een vers gespleten stuk bluestone van doloriet. Vanbinnen is het jadegroen. Na polijsting is dit nog duidelijker te zien.
Door verwering in de buitenlucht wordt de kleur donkerder en oogt meer naar een soort blauw. Vandaar mogelijk de foute benaming.

Het 'hoefijzer' in het plan van Stonehenge bestaat uit bluestones. Het is het oudste deel van het bouwwerk, 3000 BC.
Kopererts
Het lijkt alsof het zoeken naar Het Groen een globale beweging is geweest, begonnen rond 5000 BC. Het ging vergezeld met het op grote schaal aanbrengen van gravures, petroglyphs, en schilderingen op stenen en rotswanden. De belangrijkste motieven waren kommen, cirkels in cirkels, wielen met spaken en kransen, ladders, zigzag- en golvende lijnen, bijl en dolkvormen, met daarnaast het merkwaardige mensachtige figuurtje van 'de stokman', in het Engels 'squatterman' genoemd. Veel van deze kunst wordt terug gevonden op grote hoogte in alle bekende bergketens op Aarde, zoals in Westelijk Europa in de Alpen. De bekendste gebieden zijn de hoogvlaktes van Valcamonica, meer dan tweehonderdduizend rotsgravures zijn daar aangebracht, in de Vallee des Merveilles in Zuid-Oost Frankrijk meer dan dertigduizend. Gezien het grote aantal en de tijdsspanne waarin ze werden aangebracht, lijkt het onmogelijk dat het alleen het werk van plaatselijke bevolkingen kan zijn geweest.

Uit het werk van Anne-Marie en Pierre Pétrequin is nu bekend dat niet ver van dit gebied 'de bronnen' van het jadeïet liggen, Monte Beigua en Monte Viso. Op de routes daar naartoe zijn de rotsen letterlijk overdekt met gravures. Het lijkt er meer op dat de prehistorische mens van overal uit West-Europa reizen ondernam richting die gebieden hoog in de bergen, om de boogkromming van de Aarde op te heffen, dit om een vrij uitzicht te verkrijgen op de zuidelijke hemel, waar een enorm omhoog gerezen plasmakolom van de aurora australis duidelijk zichtbaar was (Peratt et al). Het waren de eerste pelgrims op weg om dit natuurfenomeen te aanbidden. Als bewijs voor de afgelegde route en het aanwezig geweest zijn op de hoogvlaktes bracht de pelgrim er de nu bekende gravures aan op rotsen op de wegen er naartoe en op die op de hoog vlaktes zelf. Een van de routes omhoog heet mogelijk niet zonder reden 'de weg van de ziel'. Men verzamelde er de groene steen, bewerkte ze tot draagbare druppelvormige bijlformaten, nam die mee terug naar huis voor verdere afwerking, zoals het slijpen en polijsten. Het waren bewijzen van de pelgrimage. Vast en zeker heilige voorwerpen.
Op de verspreidingskaart van Pétrequin van de Alpenjadeietbijlen in West-Europa is te zien dat op meerdere plaatsen clusters van dit bijltype zijn gevonden, elders enkelingen. Na bestudering van het patroon op de kaart kan de conclusie getrokken worden dat het om routes gaat naar en vanuit de Zuidelijke Alpen, naar en vanuit de vindplaatsen van het jadeiet. Het lijkt een blauwdruk van de pelgrimsroutes. De reis er naartoe was lang en moeizaam, zeker wanneer de pelgrim van ver moest komen. Bij toename van het aantal reizigers zal de behoefte zijn opgekomen om onderweg rustplaatsen te organiseren, in eerste instantie spontaan ontstane groepskampementen. Mogelijk zijn dit de plaatsen waar meerdere bijlen bijeen werden gevonden. Dit zou kunnen duiden op een functieverschuiving van rustplaats naar cultusplaats.

Pelgrims die de reis naar het eindpunt niet geheel konden of wilden volbrengen konden in die cultusplaatsen toch de begeerde jadeietbijl aanschaffen. Beheerders van de cultus zullen er voor gezorgd hebben dat de bijlen regelmatig binnenkwamen. Van een spontaan ontstane beweging lijkt het mogelijk vanzelf overgegaan te zijn in een goed georganiseerde religieuze greep op het pelgrimsnetwerk in het landschap. Hoe dat uiteindelijk overging in de modernere religies is de moeite van het onderzoeken waard. Uitgezocht zou dan kunnen worden of de modernere cultusplaatsen van heidense oorsprong zijn, misschien gekerstend. Gelet zou dan kunen worden op locaties van steenkringen, steenrijen, menhirs, losstaande of groepen van dolmens. Het is binnen de archeologie al lange tijd bekend dat veel christelijke kerken op dezelfde plekken als van de oude heiligdommen werden gebouwd. Die werden daarvoor meestal eerst afgebroken, echter in meerdere gevallen werden de oude monumenten er ook vaak gewoon in opgenomen. Aldus een herinnering vormend aan de oude religie. Losstaande menhirs werden van kruisen voorzien, andere werden verklaard tot objecten behorend bij duivelsaanbidding. En misschien is de benaming 'duivelsbrug' voor meerdere bruggen over nauwe kloven niet helemaal toevallig, maar lagen ze op pelgrimroutes richting oude heidense cultusplaatsen waar de christelijke kerk geen directe overname van kon bewerkstelligen. Door de duivel erbij te halen werd de route als het ware geblokkeerd. Want de komst van het Christendom betekende niet automatisch het einde van de verering. De oude goden werden gewoon vervangen door nieuwe, de katholieke heiligen met aan het hoofd Maria en Jezus. Met aan de hemelpoort Sint Petrus, de heilige (van de) Rots of Steen.
Alpen-jadeietbijlen overal in West-Europa.
De verspreidingskaart in West-Europa van de druppelvormige geslepen bijlen gemaakt van het Alpenjadeiet afkomstig van de vindplaatsen die gelegen zijn op de Monte Viso en Monte Beigua in Italië. Door intekening van punten die staan voor het aantal vondsten per locatie, hoe dikker de punt hoe meer exemplaren er gevonden werden, laat het patroon routes vermoeden. Vergeleken met een kaart waarop het volledige netwerk van wegen en plaatsnamen, als mede van rivieren en bergvoorkomens is ingetekend, valt op dat de routes vnl langs de riviersystemen lopen en dat ze bergachtige gebieden links laten liggen.

Hier en daar zijn clusters van meerdere bijlen, van 10 tot meerdere exemplaren per locatie zichtbaar. In dit artikel gaat het om een netwerk van routes die richting de hooggelegen vindplaatsen van het Alpenjadeiet gaan. Het zijn dan geen handelsroutes richting de nederzettingen, maar pelgrimsroutes richting heilige plaatsen. Men nam het jadeiet mee terug. Bij het volwassen worden van deze trekbeweging ontstond mogelijk de behoefte aan rustplaatsen, die mogelijk
nog weer later overgingen in cultusplaatsen waar de pelgrim, in plaats van de hele weg te volgen, ook zijn jadeietbijl kon verkrijgen.

Dit netwerkpatroon gaat mogelijk ook op voor alle andere bergketens op Aarde, op elk van de continenten, waarin rotskunst op grotere hoogte is aangebracht. De aantallen ervan zijn niet te tellen, ze zijn overal aanwezig, van pool tot pool. Nu al zijn er miljoenen door het team van Anthony Peratt GPS gelokaliseerd. Dit onderzoek is momenteel een van de grootste operaties uit de wetenschappelijke wereld. Het blijkt nu dat in praktisch alle gevallen de afbeeldingen zodanig zijn aangebracht dat de maker vrij uitzicht had richting het zuiden. Dit kon geen toeval zijn. Er moest een reden voor aan te wijzen zijn, er moest iets belangrijks te zien zijn geweest aan de Zuidpool van de planeet. Om dat beter te kunnen zien ondernam de prehistorische mens lange reizen naar de hoger gelegen regio's, aldus vrij uitzicht verkrijgend op het fenomeen van het sterk gerezen zuiderlicht, de plasmakolom.

De pelgrimage was globaal. De mensheid was één, echter zonder dat ze het wist. Dat was daarvoor nooit gebeurd en zou daarna ook nooit weer gebeuren. Zijn we het jadegroen vergeten? Toch niet helemaal. Bij het opstarten van Windows Vista verschijnt na korte tijd het opstartscherm. Het beeld ervan is niets anders dan een gedigitaliseerde groene plasma van het poollicht.
DE OVERLEVERING VAN HET GROENEN VAN DE WERELD
De stammen op Irian Yaja, het voormalige New Guinea, zijn lage tijd gevrijwaard gebleven van westerse invloeden. De gebruiken in de binnenlanden werden tot in onze tijd doorgegeven van generatie op generatie. Een van die gebruiken heeft betrekking op de druppelvormige groene geslepen bijl. Die traditie kan zelfs tot 5000 BC terug gaan. In 1901 werd er al een onderzoek naar gedaan door Carl Ernst Arthur Wichmann. Zijn manuscript werd onlangs terug gevonden op een locatie van de universiteit van Utrecht. Bij vele stammen is het nog steeds een mannelijke bezigheid om van speciale groene steensoorten geslepen bijlen te maken. Soms uitzonderlijk lang en smal. Deze bijlen vertegenwoordigen een bepaalde status en 'geldelijke waarde'. Een van de gewoontes is om de bijlen aan te kleden met rokjes van gedroogd gras. Ze worden gezien als vertegenwoordigers van het vrouwelijke principe, als kleine godinnen.
Links boven: een drietal oudere, mogelijk prehistorische, geslepen druppelvormige bijlen.

Links onder: kleine stenen groene godinnetjes met rokjes aan. Te zien in het museum van Saint Germain en Laye in Frankrijk.

Midden: Papua's bezig met het losbranden van de groene steensoort nodig voor de rituele bijlen. De locaties zijn al duizenden jaren in gebruik.

Rechts: De bijlen worden traditiegetrouw op de oude manier geslepen . Op de foto is de laatste afwerking te zien van het polijsten. Dit gebeurt op een ruwe plantaardige onderlegger.

Oude teksten en plaatjes.
Het begrip van het 'groenen van de wereld' bleef mogelijk ook in de Westerese wereld bestaan. De afbeelding links komt uit een 14e eeuws boek over het evangelie van het Armeense Patriarachaat in Jeruzalem. De prent heet 'het opgroenen van de wereld'. Op de achtergrond is een groene berg te zien die tot in de hemel reikt. De top wordt omringd door engelen. Was dit een herinnering aan de groene hemelkleur uit de prehistorie, veroorzaakt door de plasmakolom op de Zuidpool?

Mogelijk refereert een tekst in de bijbel ook aan deze kolom, die als boom wordt omschreven. In Daniël 4. 10-11 staat geschreven: 'Midden op de aarde zag ik een zeer hoge boom staan, een reus van een boom die met zijn top de hemel reikte en die van de uiteinden van de aarde te zien was'. Is deze boom dezelfde als de Irminzuil, Ygdrasil of de Axis Mundi? Ook die stonden aan het einde van de planeet en waren enorm in hoogte en omvang. Is de altijd groene kerstboom in de kersttijd ook een symbool voor het groenen van de wereld?

Het lijkt misschien onmogelijk dat het poollicht overal op aarde te zien zou zijn geweest. Bij de huidige hoogte van de lichten moeten we om ze te zien op niet al te verre afstand ervan vertoeven. De kromming van de Aarde ontneemt ons anders al gauw het uitzicht.

Het Carrington evenement, 2 september 1859.
Toch is er in een niet al te ver verleden een uitzonderlijk sterke zonnewind gemeld in diverse publicaties van ooggetuigen. De gebeurtenis staat bekend als 'The Carrington event'. Op 1 september 1859 ontdekte Richard Carrington een enorm grote zonnevlekkencluster op de zon die voor zijn ogen uiteenbarstte in een uitzonderlijk helder wit licht. De volgende dag, op 2 september, voor het opkomen van de zon, was de hemel rondom de gehele Aarde gehuld in rode, groene en paarse aurora's die zo helder waren dat men de krant erbij kon lezen alsof het dag was. Ze bewogen heftig en waren zo hoog in de lucht, dat ze tot op tropische breedtegraden nog te zien waren, tot in Cuba, de Bahama's, Jamaïca, El Salvador en Hawaï.
Tot ver over de boogkromming van de Aarde (Bron: Science Nasa 5/6/08).

Sint Pieter, de heilige rots of steen.
Voor 5000 BC wordt er door meedere wetenschappers van verschillende disciplines ook een dergelijk evenement vermoed, alleen dan vele vele malen heftiger en van veel langere duur. Die gebeurtenis heeft de totale mensheid duizenden jaren voorzien van inspiratie. Vooral op vele aspecten van het religieuze gebied. Het katholisisme lijkt ermee doordrongen. Is de heilige die bekend is onder de naam Petrus, Pierre, Piedro, Pieter, enz. dus letterlijk de heilge van de rots of steen? Dat het een belangrijke heilige was valt af te lezen uit de naamgeving van de belangrijkste bedevaartkerk van de katholieke gelovige pelgrims, de Sint Pieter Basiliek in Rome. De plaats waar hij gebouwd is lijkt niet toevallig gekozen. Er wordt gesteld dat hij gebouwd is boven het graf van de apostel Petrus, dus pal boven het graf van de heilige van de rots of steen. De plaats werd ooit eerder gemarkeerd door een kleine kapel. Het was dus al gedurende langere tijd een Christelijke heilige plek, of het werd aldus geclaimd. Mogelijk van wat er daarvoor al was; een prehistorische heidense cultusplaats ter ere van 'de Rots' of 'de Steen', misschien de 'Groene Steen'. In katholiek Europa zijn naast dit heiligdom vele andere heilige gebouwen die aan st. Pierre opgedragen zijn.
Daarnaast komen we de naam van de heilige Petrus in enorm veel plaatsnamen tegen doorheen heel West-Europa. Dat lijkt gezien bovenstaande visie niet meer geheel toevallig, zoals bv de plaatsnaam Saint Pierre de Quiberon, waar onlangs een bijzondere opstelling van een aantal zeer fraaie jadeietbijlen in situ is aangetroffen.

Opmerkingen:
Druppelvormige bijlen werden al vanaf het begin van het vuistbijlentijdperk vervaardigd. Het is een veel voorkomende vorm binnen het Acheuléen en het MTA. Ze komen ook voor binnen de Jong Paleo-cultuur van het Solutréen. In het Mesolithicum is de vormgeving van veel kernbijlen ook druppelvormig te noemen. Binnen deze culturen werden echter geen groene steensoorten gebruikt. Ook binnen het Neolithicum komt naast de druppelvormige geslepen bijl van groene steen, het type ook veelvuldig voor vervaardigd van andere steensoorten, waaronder vuursteen. Groene steensoorten moeten in principe doorheen de hele Steentijd verkrijgbaar zijn geweest. Dat deze steensoorten vrijwel alleen terug gevonden worden in lagen beginnende rondom 5000 BC lijkt mede een sterke aanwijzing voor een plotselinge overgang naar een anders denkende mensheid. De schoonheid van het materiaal zal daarvan niet de reden zijn geweest, want dan zou het materiaal ook al eerder om die reden uitgekozen kunnen zijn. Of heeft de afwezigheid ervan in oudere tijden te maken met de moeilijkere bewerking van het materiaal en was het niet geschikt voor de directe slagtechniek? Vuursteen was daar het meest geschikt voor.

Druppelvormige vuistbijlen worden algemeen beschouwd als 'slagersmessen'. Toch bestond ook het hakwerktuig, de 'hachereau', om bomen mee te kappen. Deze laatste werd echter niet glad geslepen zoals het geval is bij de bijlen in het Neolithicum. Zou men in het paleolithicum, wanneer de slijptechniek bekend was geweest wel groene steensoorten voor vuistbijlen en hachereaux zijn gaan gebruiken? Deze vraag valt niet te beantwoorden. Vuursteen had echter ook in het Neolithicum de absolute voorkeur voor het maken van de meeste werktuigen. Verreweg het grootste deel van de geslepen bijlen werd er van gemaakt. Op meerdere plekken in Europa waren in die tijd vuursteenmijnen. Deze werden lange tijd geëxploiteerd. Uit de totale hoeveelheid vuursteen dat gedolven werd zijn tientallen miljoenen bijlen vervaardigd. Toch is er vergeleken met dat aantal bij wijze van spreken maar een handje vol terug gevonden. De meeste beschadigd. De ongeschonden exemplaren zijn vaak aangetroffen als grafgift en wanneer los gevonden als zodanig geïnterpreteerd.

Men heeft wel enig idee over welke afstanden vuursteen uit mijnen (o.a. Rijcholt en Spiennes) getransporteerd werd. Ook vanuit het vuursteenrijke gebied rondom Le Grand Pressigny werd over grote afstanden het materiaal verspreid, tot in Drenthe. Toch heeft men van deze verspreiding geen handelsroutes kunnen uitzetten op een kaart, zoals Pétrequin wel kon van het Alpenjadeiet. Daarvoor is er gewoon te weinig terug gevonden. Die handelsroutes zullen er wel geweest zijn gezien de vele miljoenen die er gemaakt zijn. Het lijkt er daarom op dat al die bijlen zijn 'opgebruikt'. Uiteindelijk werden ze niet meer vervangen, omdat er een nieuw en beter materiaal ter beschikking kwam, brons.

De drie belangrijkste menselijke activiteiten die 'grote routes' achterlaten in het landschap zijn handel, trekkende veroveringslegers en pelgrimages. De karakteristiek van het netwerk behorende bij de groene bijlen richting Noord-Italiaanse Alpen, doet nog het meeste denken aan het laatste. Het lijkt overeen te komen met het patroon van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella, incl. de cultusplaatsen onderweg van abdijen, basilieken, kerken en kathedralen. Precies de andere kant op, ver weg van de oude heidense eindbestemmingen. In Santiago de Compostella zou het graf liggen van Sint Jacobus. Hij had iets te maken met de sterren en reed op een paard. Is het toeval dat de mensen vanaf de Europese Bronstijd tot de kerstening ook al iets hadden met sterren, een paard en vaak met een ruiter er op?

Met dank aan Kees Evenblij voor het aankaarten van het voorkomen van druppelvormige bijlen binnen andere culturen dan het Neolithicum en voor het zichtbaar maken van zijn kunde op het gebied van de artefacttypologie van vele steentijdculturen.


Klaas Geertsma, 6 juli 2009. Indien u wilt reageren klik hier

Papua Nieuw Guinea
Klik foto voor vergroting.

Armeens manuscript, 14e eeuw, Jeruzalem.

Getiteld: Het opgroenen van de wereld.

Was de plaatsing van de kerstboom in het prille begin van het gebruik ervan ons equivalent voor hetzelfde begrip?
klik foto
klik foto
klik foto
Klik foto voor meer duivelsbruggen in West- Europa
Pont du Diable Thueyts Ardeche Frankrijk
EEN ALPENMYTHE
Rotskunstlocaties in de Alpen. Klik op het kaartje voor een vergroting.

De rotskunst in de Alpen werd aangebracht tot op grote hoogte. Wat opvalt is dat de locaties als geheel de vorm hebben van een half amphitheater. De kijkrichting was naar het Zuiden. Daar moet het toneel geweest zijn. Op meerdere routes omhoog de bergen in, niet alleen in de Alpen, zijn zgn. duivelsbruggen te vinden.
Dit lijkt er op te wijzen dat de Kerk middels deze profane naamgeving een einde wilde maken aan het gebruik van deze paden richting heilige plekken op hoogvlaktes.

Klik op de kaart voor de pelgrimsroutes. Kaart Pierre Pétrequin.
Animatie van de twee jadeietbijlen van Vendeuil in Nrd-Frankrijk
Klik op de kaart voor het zichtbaar worden van de pelgrimsroutes
DUIVELSBRUGGEN

Dit artikel had niet geschreven kunnen worden zonder het werk van de Franse onderzoekers Anne-Marie en Pierre Pétrequin. Zij kunnen met recht gezien worden als de grootste specialisten op het gebied van de groene geslepen bijlen.
Ze deden ook baanbrekend werk in Papua Nieuw Guinea betreffende dit fenomeen. Maar vooral door hun onderzoeken naar de verspreiding van de Alpen-jadietbijlen in West-Europa, worden ze momenteel hoogelijk gewaardeerd. Hun werk staat centraal in het in september te houden congres 'Jade' in Besançon in Frankrijk.

Websites met meer info over, of raakvlakken met het boven behandelde thema:

Rotskunst in de Alpen

Mt. Bego Rock Art (F, 1997) Een van de winplaatsen van alpenjadeiet en eindpunt van een pelgrimsroute.
Valtellina Rock Art (I, 1996)
Alpine RA Screen Saver (2000)
Western Alps Rock Art (I, 1996)
Valcenischia Rock Art (I, 1998)

Iron Age warriors and ethnographic comparisons
Valsusa Rock Art (I - 1999)
Maurienne Rock Art (F)
Valchiusella Rock Art (I, 2000)
Carschenna Rock Art (CH, 1996)

Concentric circles and horses (Bronze Age - Iron Age)
Garda Lake Rock Art (I)
Austria Rock Art (A)
General Map

Frankrijk ten westen van Monte Bego en Monte Viso, de winplaatsen van jadeiet en eindpunten van pelgrimsroutes.
Vallee des merveilles

Vele prehistorische pelgrimsroutes in West-Europa, incl. de cultusplaatsen, werden gekerstend. Andere werden 'geblokkeerd' met duivelsbruggen. Een bergtop met pas in Zuid-Oost-Frankrijk, die toegang gaf tot de Vallee des Merveilles, de Vallei der Wonderen, met haar tig-duizenden rotsgravures, werden duivels verklaard, de Cime- en Pas du Diable.

Over plasmaonderzoek
Thunderbolts of the gods
Mythopedia
The electric universe
Plasma universe

Indien u een of meerdere foto's als uw wettelijke eigendom herkent, neem dan even contact op voor regeling van het copyright.

NIET OM DE WAARDE MAAR OM DE EIGENSCHAP
Klik foto voor vegroting.
De meer dan 27cm lange druppelvormige groene bijl uit het neolithisch depot van Ravenswoud, in 1965 gevonden door Tjerk Vermaning. Het depot werd in 1968 aangekocht door het Fries Museum en in 1975 met niet geijkte archeologische argumenten door twee wetenschappers van het BAI (nu GIA) van de universiteit Groningen vals verklaard. En zolang niemand binnen de archeologische wereld deze misstap rechtzet, kan deze bijl helaas nooit een object van betekenis zijn binnen het internationale officiële onderzoek naar geslepen bijlen, gemaakt van groene steensoorten. Het rozebruin op de bijl is aangekoekt fijnzand van de vindplaats.
RAVENSWOUD
NEDERLAND

De stralende steen

'Rayéta - de stralende'. Die was in bezit van de tovenaar Spina. Hij nam vaak de gedaante aan van Spina Mùl, een half vergane ezel. Als zodanig zwierf hij 's nachts rond. Hij had de steen laten stelen door een raaf.
De steen was heel lang in bezit geweest van de mooie dochter van de koning van de Fanes.
Zij droeg de stralende steen als diadeem op haar voorhoofd. Spina verborg de steen vervolgens onder een bergmeer. Hij liet hem bewaken door een vuurspuwende draak. Telkens wanneer de dwergen hem wilden stelen vloog de draak ermee naar een ander bergmeer. Als een vurige streep trok hij daarbij langs de nachthemel


Veelzeggend is dat het koninkrijk van de Fanes hoog in de bergen lag, op de hoogvlaktes. Was de steen een groene steen?

Sagen uit de Dolomieten van Karl Felix Wolff 1974 Innsbrück

Download hier
de Engelse PDF
van het artikel
Rotskunstmotieven
15
Links naar alle artikelen en bijdragen op ApanArcheo, inclusief PDF-artikelen.

Over de APAN

Uitleg bij het APAN-vignet

APAN/EXTERN

Eemster, de vindplaats

APAN-onderzoeken

Tjerk Vermaning

Rapport Roebroeks- Eemster revisited

Artefacten her-determinatie

Collectie Sigrid Wolff

Collectie Groot Obbink

Collectie Limburgs Museum

Collectie Albert Siebring


Harry Huisman de stenenman

Abrasie in museum Les Eysies

Neanderthaler in Fryslân

Moustérien in Europa

De bipoplair-techniek

48 Vuistbijlen uit de Noordzee

Pijl&Boog van Hardinxveld

Neanderthaler in Drenthe

Jadeitbijlen in Neolithicum

De paardenjagers-godin

Hyaliet is een afzetting

Schuilenburg Midden Paleo 1
Schuilenburg Midden Paleo 2
Schuilenburg Midden Paleo 3
Schuilenburg Midden Paleo 4
Schuilenburg Midden Paleo 5

West Runton 1.800.000 BP

Mammoet van Wezuperbrug

Film

Stenenzoeken in het post-Vermaning-tijdperk

Foto's van Noordelijk vers-MP

Micoquin - Leek 1
Micoquin - Leek 2
Micoquin - Leek 3

Drie Wâldgroepschaven

Schuilenburg snavelboor

Gieten MP-snavelboor

Gieten MP-holschaaf

MP-vuistbijl van Joldelund

Grootste MP-schaaf Friesland

Bipolair MP Friesland

PDF-artikelen

Van Hyaliet tot vers
Wilhelminaoord lezing GJ van Noort

Wat gebeurde er nou echt met de Neanderthalers?

APAN/EXTERN 11- Eemster waarheid in situ

Neolithisch depot van Ravenswoud

Brabantse Broddels 1

Archeobrief - APANbetoog

Brabantse Broddels 2

Open brief aan prof dr Louwe Kooijmans

Brabantse Broddels 3

Het Leiden-glaciaal in Nederland

MP-merkwaardigheden

Collectie Sigrid Wolff

Spitsschaaf Bemmel

Standvoetbekerbijltje Leek

De migratie van jagers/verzamelaars van
de Hamburgcultuur in de Noord-Europese
laagvlakte (13.000 - 11.000 BP)


Een rendierjagersvindplaats van de Ahrens-burgcultuur in de Zuidelijke Noordzee
Inclusief: Een sjamanentrommel uit 1737 als verklarend “woordenboek” voor 11.000 jaar oude tekens?

Ahrensburgtekens in het Laat Mesolithicum

IJstijdkunst en de Maanmythe

Spaubeek; van rolsteen tot slijpsteen. Onderzoek
van een oudpaleolithisch vondstcomplex


Gekerstende oude heilige plaatsen

Brabantse Broddels 4

De Leemdijkbijl. De bewogen geschiedenis van een Drentse vuistbijl'. Door A. M. Wouters.

Engelstalige PDFs

Over Jadeietbijlen in het Neolithicum
The big search for 'Green' started 5000 BC. The beginning of a new Era

Over het hoe en wat van de Neanderthalers
The effects of metabolic changes in pleistocene
hominids


Boekbesprekingen

Over het boek Scherpe stenen op mijn pad
De zwanenzang van professor H.T. Waterbolk:
een compositie in dissonanten

Over het boek Op zoek naar de Kelten. Nieuwe archeologische
ontdekkingen tussen Noordzee en Rijn

Op zoek naar de Kelten. Een boekbespreking

Over een spannend archeo-boek
Het Peruvium Project






Voor een foutloze weergave open ApanArcheo in Internet Explorer of Google Chrome

 

EEN BIJZONDER TYPE GESLEPEN BIJL, POOLLICHTEN, PLASMA EN ZONNEWIND

De aurora-borealis en aurora-australis, het noorderlicht en het zuiderlicht, de poollichten, waren mogelijk een belangrijke inspiratiebron voor de mens in het Europese Neolithicum vanaf 5000 BC, evenals voor de mens elders op de wereld, met een piek rond 3000 BC. Plasmawetenschappers denken dat de zonnewind in die periode veel sterker was dan tegenwoordig, met als gevolg veel hogere oprijzende aurora’s dan in onze tijd.

De poollichten ontstaan door een wisselwerking tussen de zon en de Aarde en het is alleen zichtbaar op hoge geografische breedtes en daarom is in ons land nooit het zuiderlicht te zien, maar soms wel het noorderlicht, alleen dan wanneer er een verhevigde zonne activiteit is, met meer zonnevlekken, wat om de 11 à 12 jaar plaatsvindt. Het gevolg daarvan is dat de zonnewind richting aarde dan zodanig sterk is dat onder gunstige atmosferische omstandigheden het noorderlicht in ons land ook zichtbaar wordt. De laatste keer was dat in het jaar 2000. Het noorder- en zuiderlicht bestaan uit een plasma dat wordt opgewekt door invallende kosmische straling van de zon.
Het aardmagnetisch veld, dat aan de polen het sterkst is, vangt in zo'n periode extra veel geladen deeltjes van de zonnewind op en hierdoor neemt de aurora-plasma in omvang en hoogte toe, het stijgt dan uit boven de kromming van de aarde waardoor, onder normale omstandigheden, ons het zicht op een aurora van gemiddelde omvang wordt ontnomen. De vorm en hoogte ervan zijn dus niet constant.

Plasma is de supergeleider van elektriciteit en men weet nu dat het Universum voor 99,9 % uit plasma bestaat en daarom reageert op veranderingen in elektrische en magnetische velden. De tak van de natuurkunde waarin het dynamische gedrag van plasma's wordt bestudeerd, heet plasmafysica en de leidende wetenschapper daarbinnen is
dr. Anthony Peratt. Plasma-onderzoek heeft aangetoond dat er in het Megalithen tijdperk tussen 5000 en 3000 BC een extreem sterk verhoogde zonnewind-activiteit geweest moet zijn, ontstaan door diverse kosmische verstoringen in ons zonnestelsel, met als gevolg dat de aurora-plasma's ook extreem groter en hoger waren dan in onze tijd. Vooral die aan de Zuidpool moet gigantisch geweest zijn, tig-duizenden malen hoger dan nu en deze was volgens onderzoek, van dr. Peratt naar globaal voorkomende rotskunstelementen die hij wat vorm betrof in verband kon brengen met experimenteel verkregen vormen binnen het plasmaonderzoek, overal op Aarde zichtbaar. Op al de door Peratt en zijn team onderzochte miljoenen afbeeldingen in alle bergketens, verspreid over de hele wereld, waar rotskunst aanwezig was, vaak op grote hoogte, ook op het noordelijk halfrond, bleek dat de makers ervan altijd een vrij uitzicht hadden gehad naar het Zuiden. De plasmakolom van de zuidelijke aurora moet daarom in die tijd ver boven de boogkromming van de planeet zijn uitgestegen anders was hij ook op het noordelijk halfrond niet zichtbaar geweest. De bewegingen en kleuren ervan waren mogelijk ook vele malen intenser en heftiger. In de rotskunst van die tijden meent dr. Peratt tevens de fysieke ontwikkeling van de aurora naar zijn maximale omvang te kunnen aflezen. De afbeeldingen zijn dus verslagen van ooggetuigen en over langere tijd aangebracht. Een lid van zijn team, de Nederlandse taalwetenschapper drs. Rens van der Sluijs, expert op het gebied van mythologie-onderzoek, is tot de conclusie gekomen dat alle volkeren op aarde in hun verhalen het fenomeen van de aurora beschrijven en dat het gekoppeld moet worden aan het begrip 'axis mundi', de wereldas.

Dat zal de mens van die tijden niet onberoerd hebben gelaten, hij zal er in z’n kunst zeker gewag van hebben gemaakt. En zoals gewoonlijk bij de primitieve mens, zal dat gedaan zijn in de
vorm van homeopathische magie, m.a.w. ‘What you see is what you get'. Dat is de gemakkelijkste manier om met onbegrepen, angstaanjagende, zaken om te gaan. Neem de vorm ervan over, vertaal het naar een ritueel en er zijn onmiddellijk allerlei attributen nodig om dat ritueel uit te voeren. Die attributen zijn vaak zelf weer kopieën van het natuurverschijnsel en vaak zijn ze ook nog versierd met motieven van het
verschijnsel. Mogelijk moeten we een deel van de rotskunst die in deze periode gemaakt werd dan ook plaatsen binnen de categorie van het ritueel rondom de sterk veranderende hoog oprijzende aurora.

Op rotswanden en losse grote stenen, zowel staand als liggend, behorend bij het Megalithentijdperk, zijn vele kom- kring- wiel- spiraal- en dubbele golvende lijngraveringen aangebracht en daarnaast een heel opmerkelijk mensachtig figuurtje de zg, 'squattererman'. Een groot deel van deze graveringen is volgens dr. Peratt en Van der Sluijs terug te voeren op de auroravoorkomens. Mooie voorbeelden ervan lijken ook de ingegraveerde afbeeldingen te zijn op de stenen van het Neolithische monument op het eiland Gavrinis voor de kust van Zuid-Bretagne. Daarvan zijn meerdere stenen volledig bedekt met golvende- spiralende- en slingerende graveringen. De graveringen op de stenen zijn vermoedelijk ouder dan het monument zelf. Ze werden eerder ergens anders bewerkt met deze patronen en later opgenomen in het nu bekende bouwwerk. Daarnaast zijn op een aantal van die stenen, tussen de slingerende lijn-en boogmotieven, voor ons bekende ‘bijlvormen' te herkennen.

Het Neolithicum is het tijdperk van
de geslepen stenen bijlen, dus is het misschien niets bijzonders dat er bijlen op de grote stenen van Gavrinis zijn afgebeeld. Dit zou dan kunnen betekenen dat men in die tijd 'de bijl' als voorwerp op zich zou hebben vereerd. Dit lijkt echter onverklaarbaar, want een bijl was in die tijd vast niks bijzonders, ook niet omdat hij nu geslepen zou zijn. Bijlen zijn het normaalste werktuigtypen doorheen de hele Steentijd, vanaf het allereerste begin. Om als mens op aarde te kunnen overleven is dit werktuig onontbeerlijk.
Er worden dan ook ontelbare stenen bijlen
terug gevonden, van oud paleolithische vuistbijl tot de neolithisch geslepen bijl. Van hakbijl tot disselbijl. Ontworpen voor hout-, bot-, ivoor- en geweibewerking. En er zijn speciale typen aan te wijzen die voor de slacht van grote dieren gediend hebben. In de koper-, brons- en ijzertijd zet zich dit beeld voort.

Opvallend is dat in de aardlagen van omstreeks 5000 BC een bepaald type geslepen bijl begint voor te komen dat voordien niet aanwezig was. Het gaat weliswaar niet om een nieuw revolutionair stuk gereedschap, maar meer om een gedaanteverwisseling. Deze bijl is anders, heeft veelal een perfecte druppelvorm en is altijd groen van kleur. Deze bijlen komen voor in diverse formaten van groot tot klein en ze lijken uitsluitend een rituele functie te hebben gehad, omdat er geen gebruikssporen op aangetroffen worden. De steensoort die er in West-Europa veelvuldig voor gebruikt werd is het 'jadeiet', dat uitsluitend op twee plaatsen hoog in de Italiaanse Alpen voorkomt.
Dit bijltype en de eerder genoemde graveringen komen ook op vele andere plaatsen op de wereld voor. En het lijkt erop dat sommige natuurvolkeren dit type groene bijl nog steeds ritueel vervaardigen, vnl. op Nieuw Guinea. Er moet dus een buitengewoon belangrijke reden geweest zijn om telkens de nieuwe nakomelingen de ernst ervan te laten inzien, zodat ook zij het ritueel zouden voortzetten. De oorspronkelijke reden zal door de huidige makers vast niet meer begrepen worden en het zal nu verpakt zijn in allerlei mythologische verhalen.

De enige tot nu toe bekende twee vindplaatsen in West-Europa van deze steensoort liggen 2400 m hoog in de Italiaanse Alpen van Piémonte bij Cuneo en Voltri, op de Monte Viso en Monte Beigua. Dit groene jadeiet vond vanaf 5000 BC zijn weg over grote delen van West-Europa. Gezien het feit dat er nogal wat moeite voor gedaan moest worden om bij dit materiaal te komen moet er overal wel een sterke behoefte zijn geweest om van dit materiaal bijlen te kunnen maken en om het te delven en te verwerken, het is nl. even hard als vuursteen en de vindplaatsen ervan zijn moeilijk te bereiken(*1).

Pelgrims of schaapherders? Veel rotsen in de bergen rondom de vindplaatsen van het jadeiet zijn overdekt met graveringen bestaande uit de universeel voorkomende motieven van het Megalithentijdperk en die door dr. Peratt als plasma beschrijvingen worden geïnterpreteerd. Het grote aantal wijst op een langdurige traditie en mogelijk staat het in verband met de locaties van de jadeiet vindplaatsen en werd deze kunst niet door plaatselijke schaapherders aangebracht, daarvoor was de streek veel te dun bevolkt, maar door pelgrims op weg naar een hoog gelegen vrij uitzicht op het fenomeen van de aurora. Het waren aurora-aanbidders. Op de weg terug naar huis namen ze brokken jadiet mee van de toen bekend zijnde vindplaatsen. Dan was er ook geen sprake van een handelsnetwerk, maar eerder van pelgrimsroutes doorheen heel West-Europa richting de heilige plekken in de Piémonte. Deze pelgrimage duurde enkele millennia, van 5000 tot 3000 BC. De rotskunstlokaties van Valcamonica en de Vallée des Merveilles zijn inmiddels beroemde toeristische attracties en de weg er naartoe moet nog steeds te voet worden afgelegd. De aurora is er helaas niet meer zichtbaar.

Aan de vorm van dit bijltype lijkt mogelijk een specifieke aurora-vorm (*2) als voorbeeld gediend te hebben en de kleurkeuze lijkt geïnspireerd te zijn door de prachtige groene kleuren van de aurora’s. Ook in andere landen lijken in dezelfde tijd groenachtige steensoorten, zoals jade, voor rituele bijlen en andere voorwerpen een voorkeur te genieten, bv in Mexico, Nieuw Guinea en China. Het echte groene jade is vanaf die tijd een exclusief gebruiksmateriaal, vooral in China. En dat is het gebleven tot in onze tijd.

De kleur van deze groene steensoorten komt sterk overeen met de kleur van de poollichten. Het is daarom mogelijk niet toevallig dat de inspiratiebron voor het vervaardigen van deze bijlen de kleur van de auroa kan zijn geweest en dat de gebruikte steensoorten mogelijk alleen maar gevonden zijn door de zoektocht naar 'Het Groen'. Het groen van het verpletterende fenomeen van de aurora's? En was de vorm van deze bijlen mogelijk ook een onderdeel van die aurora? En heeft deze zoektocht naar 'Het Groen' mogelijk ook geleid tot de ontdekking van kopererts, dat in ruwe vorm ook die fraaie groene kleur vertoont? En is deze zoektocht uiteindelijk uitgemond in het op grote schaal verwerken van brons?

De Bronstijd die het Neolithicum opvolgt lijkt volledig doordrongen van spiralende en meanderende kunstuitingen en 'Het Groen' in gedachten nemend, dan is de ontdekking van brons misschien niet helemaal toevallig geweest, want mooiere kleuren groen dan in het patina van brons zijn bijna niet te vinden. En is de opmerkelijke keuze voor de ‘bluestones’ van de binnenkring van Stonehenge mogelijk ook terug te voeren op de traditie van de aurora-verering? Was deze zoektocht daarom in eerste instantie dan ook meer een spirituele dan een materiële?

*1) Vuursteen was in vergelijking met jadeiet heel wat makkelijker te verkrijgen, dat lag als het ware net buiten de deur voor het oprapen. En daar konden ook prima bijlen van gemaakt worden. In feite zijn de meeste terug gevonden geslepen bijlen, maar ook de vuistbijlen, van vuursteen vervaardigd. Rondom de vuurstenen bijl ontstonden in het Neolithicum op diverse plaatsen in Europa industrieën met mijnexploitatie en al. Men schat dat er tientallen miljoenen bijlen hun weg vonden over heel Europa naar de vroege boerenbedrijven.

*2) Er zijn vijf basistypen aurora-vormverschijnselen
1: Bogen in de vorm van simpele licht- gekromde banden
2: Banden, vaak gevouwen of geknikt
3: Vlekken, kleine geïsoleerde opgloeiende stukken
4: Gordijnen, geheel opgloeiend en uitstrekkend over de gehele horizon
5: Stralen, pijlers van licht, ze volgen het magnetisch veld van de aarde en staan
verticaal omhoog
6: Stippen

Al deze aurora-plasma-vormen lijken vertegenwoordigd in graveringen en schilderingen op steen.

©2008 APAN